“En kroepoek wordt gemaakt van garnalen”, vertelde het vriendje van mijn broer triomfantelijk. Ik keek hem vol afgrijzen aan. Hij nam nog een hap ervan en keek zelfvoldaan terug terwijl mijn grote broer van zowel ons gesprek als van zijn eigen kroepoek zat te smullen. In eerste instantie geloofde ik hem niet en ik wierp een vragende blik op mijn vader. Die deed of zijn neus bloedde en hij dit allemaal niet hoorde. Mijn zus zat al te lachen en mijn moeder begon spontaan over iets anders.
Als kind vond ik alles dat gezwommen had eng en daarom at ik geen vis. Onder geen voorwaarde. Tot op de dag van vandaag is het moeilijk te omschrijven waarom precies, maar het had vooral te maken met de schubben en met de structuur daarvan. Die vond ik zo onwijs smerig. Daarnaast vond ik het onbegrijpelijk dat eten zou kunnen zwemmen. Het leek me onnatuurlijk en het was blijkbaar niet te bevatten voor een meisje uit de polder zoals ik. Of mijn moeder nou kabeljauw, schol of kibbeling bereidde, het ging er bij mij niet in.
Misschien dat de palingen die mijn opa in de sloot ving met de fuik een rol speelden. Die gooide hij in een oude witte emmer en dan stonden ze bij de achterdeur totdat mijn oma ze ging klaarmaken. Maar ze waren nog niet (helemaal) dood en ik zie ze nog ronddraaien, zo hard dat de emmer over het stoepje stond te stuiteren. Als ik nu echter terugdenk aan de geur van diezelfde palingen met roomboter in de pan van oma, loopt het water me in de mond. En dat is mijn uiteindelijke geluk gebleken. Want hoe truttig ik in de ‘want-vis-heeft-gezwommen’-fase van mijn leven ook was, mijn liefde voor eten heeft gewonnen. Godzijdank! Want wat zou het zonde zijn als ik niet zou kunnen genieten van een sandwich met gerookte zalm, sushi in alle soorten en maten, de rode poon met beurre blanc die mijn vriend bereidt, mosselen uit de pan, garnalen met knoflook uit de oven of verse makreel op toast. Stel je voor dat ik zou bedanken voor een zomerse salade met gamba’s of voor een plateau de fruits de mer. Nee, ik heb mijn visvrije jaren inmiddels gelukkig ruimschoots gecompenseerd. En ik ben gek op kroepoek. En op zwemmen.
Paulien van Wieringen, Hup Communicatie, restaurant Kom Eten