Schitterend, kristalhelder of dof, troebel. Groengeel, citroengeel of warm okergeel. Paars, robijn of bijna baksteenrood. Gestold zonlicht, geperst godenvocht, gerijpt druivennat. Ik wals, ik ruik, ik inhaleer en ik observeer.
Ondertussen hopeloos turend naar het lege witte vel papier, met schema, waarop ik in woorden het mysterieuze sap uiteen probeer te rafelen.
Aha! Ik word opeens achtervolgd door een zweem van gebrande noten, een hint van vanille. Ik noteer: ‘hout’ op het lege witte vel.
Zucht. Het niet weten, het zoeken naar, hét proberen te formuleren, te omschrijven, te bevatten. Een zachte kwelling. Een geheime code die ik móet, wíl ontcijferen. Een formule van mollige moleculen, geheimzinnige polyfenolen en tanige tannines. De afdronk die vijf, zes, zeven of acht seconden duurt. Het mysterie wel én niet willen ontrafelen, hoe tegenstrijdig ook. De ligging, de hoogte van de wijngaard, het zachtjes strelende zonlicht.
Ik besef dat het bordeauxrode of goudgele elixer geen droge optelsom is van een paar scheikundige eigenschappen en geografische kenmerken.
Gelukkig niet.
Aimée Paashuis op linkedin