Waarom stonden er in wijngaarden vroeger doorgaans meerdere druivenrassen door elkaar? Om de risico’s te spreiden. Sommige rijpten vroeg, andere laat, sommige waren gevoelig voor de ene ziekte, andere voor andere. Zo kon je problemen opvangen en had je tevens de gelegenheid om met je uitgebreide familie de trossen binnen te halen. In Piemonte, Italië, maken drie rassen voor rode wijn de dienst uit: nebbiolo (daar maak je Barolo en Barbaresco van), barbera en dolcetto. Nebbiolo is groots, moeilijk en geeft minder rendement, en wordt dus duur. Barbera was vroeger de dagelijkse wijn, met een markant, soms te markant zure smaak. Dolcetto was soepel maar soms te tam. Nou, door elkaar roeren!, zou je zeggen, maar dat deed men niet. En nu is het niet meer nodig, want de techniek heeft die makken verholpen. Neem de wijnen van Luigi Voghera, een klein kwaliteitsbedrijf in de Langhe. Volle, sappige mondvullende Barbera maken ze er, met pruimen in de geur en een lekker bittertje. De Dolcetto ‘Basarin’ ruikt intens naar zwart fruit als bramen, en heeft een lekkere knauw. Allebei uitstekend, allebei wijnen die vragen om gebarbecued vlees, lamskarbonaadjes, entrecotes, varkensnekken, of om schapenkaas met een straaltje olijfolie. Is het lente, is het geen lente?
Barbera d’Alba 2011, Luigi Voghera € 8,95
Dolcetto d’Alba ‘Basarin’ 2011, Luigi Voghera € 11,95