Zaterdagavond. Eindelijk. Al deinend danst Nederland op hoeken van straten, in kleine cafés, op tafels, waar kleedjes liggen waarop vroeger de asbak nog een plaatsje had. De jukebox huilt, flûtes en fluitjes schuifelen over togen, terwijl een golf van glorie, genot en ontembare overmoed door opengesperde aderen raast. “Want zij geloof in mij….” kruipt door kieren van kozijnen. Hier wordt de vrijheid gevierd. We scheuren met hoge snelheid over de snelweg van ons onbezorgd bestaan. Alcohol als brandstof voor de motor die het weekend heet.
Maar wat is nu eigenlijk alcohol? Hoe is het in ons glas terecht gekomen en wat draagt het bij aan onze, veelal dagelijkse, dosis levensvreugd?
^OH (oh)
De scheikundige structuurformule voor ethanol, in de volksmond beter bekend als alcohol, kent een typische vorm. Ook fysici hebben gevoel voor humor. ⌃OH. Twee letters, samen van een dakje af geroetsjt, over een dorpeltje gedonderd, de tent uitgezet… Ieder kent het gevoel na een stevig onderhoud met dit bedwelmend goedje.
Eerst maar eens de fysische kant van het verhaal. Alcohol is een kleurloze, vluchtige stof. Mengbaar en onherkenbaar aanwezig, maar eenvoudig verdampt wanneer het te heet onder zijn voeten wordt. Een grijze muis in de massa van ons glas zou je kunnen zeggen, al verraadt zijn slechte adem hem in veel gevallen direct. Alcohol stinkt. Alcohol brandt. Althans, in pure vorm. Beunt niet voor niets bij als schoonmaak- en ontsmettingsmiddel. Goed verweven in ons gerstenat of glas wijn wordt het een heel ander verhaal. De alcohol geeft body, biedt houvast en danst met de aroma’s in de brei van ingrediënten. Het is synergie, een natuurlijke symbiose. Hier wordt waarde toegevoegd.
De uitzet van moeder natuur
Alcohol is feitelijk een cadeautje, behorend tot de uitzet van moeder natuur. Zonder dat we ons inspanden, genoten we, bij toeval, van de eerste alcoholische versnaperingen. Laagalcoholhoudende dranken, de heerlijkheden onder de 15% procent, ontstaan namelijk doordat gistcellen, zwevende schimmels, spontaan suikers in vruchten via een biochemisch proces omzetten in alcohol. Klinkt technisch, maar daar was men al verdomd snel achter.
Sterker nog, wie zegt ons dat Adam en Eva niet, daar in de tuin van Eden, al genoten van een goed glas appelwijn? Want hoe lang heeft Eva de verboden vrucht afgehouden, gewikt, gewogen en bewaard alvorens zij de zondeval inluidde? Gist als list van Satan, lazarus het Paradijs vaarwel gezegd. Hoewel niet genotuleerd, weten we wel dat complete volksstammen het narcotisch effect van alcohol al vroeg in de smiezen hadden.
Het bewijs voert terug tot de nieuwe steentijd, meer dan tienduizend jaar geleden. Het was de periode dat jagers hun boog aan de wilgen hingen, reiskoffers in kasten opborgen en kozen voor een eigen huisje, boompje en kudde beestjes. Men ging land bewerken, vruchten verbouwen en bewaren. De gistcellen deden, onder invloed van warmte en tijd, de rest. Spontane vergisting van de oogst leverde verrassende vondsten op. Maar de mens bleek leergierig. Fermentatie werd een ambacht. Mede werd gemaakt van water en honing, van druivensap werd wijn getrokken en in het oude Mesopotamië werd bier het eerste spontaan vergiste drankje. We rommelden, speelden met smaak en structuur, zochten naar nieuwe componenten en leerden het stofje te isoleren door middel van destillatie. We werden liefhebbers.
Door de eeuwen ontwikkelde alcoholconsumptie zich in veel culturen als religieus ritueel, maar, belangrijker nog, als patroon van onze volksplantingen. Want al had het leven in nederzettingen zo zijn economische voordelen, het gemeentepils werd er niet schoner op. Alcohol klaarde het water en werd gemeengoed. De alcoholproblematiek ook.
De vlucht van Icarus
Een Egyptische priester predikte ooit al ferme taal: ‘Ik verbied u naar de kroeg te gaan, u zijt gedegenereerd gelijk de beesten’. Ook de dichter Hesiodus waarschuwde in de Griekse Oudheid dat de wijn ‘de hersenen en tong van vorm verandert’. Kortom, de uitwerking op lijf en leden van deze nagenoeg wereldwijd geaccepteerde oplossing gaat dan ook niet onopgemerkt voorbij.
We ontspannen, warmen op, vinden onze vlotte babbel en gaan de zaken precies zien zoals ze dan ook zeker te weten zijn. Jongetjes worden mannen, van meisjes worden muzen geboetseerd. Waargenomen schoonheid die bloeit bij de inhoudsmaat. Alcohol als schepper van la femme fatale. Daar krijgen we onfatsoenlijke dorst van.
Maar net als de mythe van Icarus, is het helaas ook onze hoogmoed die de val vooruit schrijdt. Onze vlucht blijkt van sterfelijke duur. De vlotte babbel verwringt zich in een wirwar van klanken, motorisch begint de machine te haperen, terwijl de zintuiglijke verdoving de eigen leefwereld tot een delirium destilleert. Uiteindelijk smelten ook onze vleugels en storten we neer. Niet in zee, maar, met een beetje geluk, in bed. En de kater? Die nemen we op de koop toe, keer op keer. Wij vieren immers onze vrijheid.
Bastien Langeveld